Ik ben de steen die hij in zee werpt
Ik ben de voorzichtige stappen met zijn blote voeten op de scherpe kiezeltjes
Ik ben de wijdbeense tred waarmee hij de golven weer achter zich laat
Ik ben het rode haar in een krans om zijn kale kop
Ik ben het antoniuskruis borsthaar op zijn torso
Ik ben het mos op zijn schouders
Ik ben zijn overheersende stem
Ik ben de dikke buik die hij niet had toen hij twintig was
Ik ben de gouden armband die hij af en toe heen en weer schuift
Ik ben zijn onbedaarlijke gelach
Ik ben het religieuze symbool om zijn nek
Ik ben de sigaret die hij uitdooft en begraaft
Ik ben het horloge in zijn rugzak
Ik ben zijn leeftijd
Ik ben de armtierige kennis van het Engels waar hij trots op is
Ik ben zijn geveinsde bekwaamheid in het schaakspel
Ik ben de hand die de zon uit zijn ogen haalt
Nee, ik hoef zijn nummer niet