Ik: (met blakend enthousiasme) Als iemand me nu vraagt of ik gelukkig ben zal ik ‘ja’ antwoorden.
Hij: (gelaten) Er is niemand die dat vraagt.
Ik: Nou… (aarzeling)
Ik: (resoluut) Het maakt niet uit. Als iemand het zal vragen, weet ik wat ik zal antwoorden. Ik zal goed voorbereid zijn.
Hij: (stil)
Ik: (draai hoofd met een stevige draai) Wat ben jij eigenlijk een lul! (klem mijn vingers stevig om de ijspriem die ik achter mijn rug hield en been boos weg)