Auteursarchief: Muriel Van Peteghem

Lente-opmaat

Ken je dat gevoel? Een zwangere lucht. Je ziet dat het blauw van de hemel naar aquamarijn neigt. Niemand zegt nog wat. Maar jij ruikt het. Jij hoort vogels wijsjes fluiten van lang geleden. Ook merk je op dat insecten hun bezoekjes aan de stampers van bloemen plannen. Het heeft iets van een samenzwering. Het KNMI heeft nog niets bevestigd. Piet Paulusma houdt zijn lippen op elkaar. Je twijfelt, maar dan zie je de eerste krokussen geel zijn en lammetjes gretig lurken en naar jou met hun staartjes zwaaien… het is lente!

Eerst minuutjes.
in de vroege morgen
dat ik draaiend
wakker word
tussen gekreukelde lakens

Beton voor bomen. Gelukkig
komen er steeds
kleine vogeltjes
in onze dromen voor
ik bijt op alles

Kleine kwartiertjes.
van zwoele lucht
marineert mijn huid
in de druppels dauw
vind ik mijn mijmeringen

Weer lacht gras wispelturig
terug. Super geconcentreerd.
Kuikentjes duwen tuinhekjes open en
vlinders laten hun cirkels achter.
In het klapwiekend gepeins

voel ik dat de stad weer van mij is

Flessenpost

Gevonden in een verloren file op mijn laptop… 

Ergens op het strand van Zoutelande bukt een man 
kijkt door het groene glas
schudt de fles zonder bubbels
ontkurkt de hals 
kietelt het gekreukelde vel papier

Hij leest: 

Wolken lijken op kaartenhuizen
ik zie slagroomtaarten de cancan doen
mijn vader en moeder staan voor me 
hand in hand. ze liefkozen elkaar
ik denk dat ik ijl

Nergens drinkwater
de grootste kokosnoot hangt
ter hoogte van de zon 
in een gebroken Samsonite spartelt een Pyjama-kardinaalbaars
er rinkelt een telefoon tot de batterij leeg is

Bloed komt uit mijn arm
mieren vinden dat lekker
er loopt een spoor van mij naar hun koningin
begraven. met voeten in de grond 
hoef je geen grote stappen te zetten

Openingszin

Ik ben de steen die hij in zee werpt
 
Ik ben de voorzichtige stappen met zijn blote voeten op de scherpe kiezeltjes
 
Ik ben de wijdbeense tred waarmee hij de golven weer achter zich laat
 
Ik ben het rode haar in een krans om zijn kale kop
 
Ik ben het antoniuskruis borsthaar op zijn torso
 
Ik ben het mos op zijn schouders
 
Ik ben zijn overheersende stem
 
Ik ben de dikke buik die hij niet had toen hij twintig was
 
Ik ben de gouden armband die hij af en toe heen en weer schuift
 
Ik ben zijn onbedaarlijke gelach
 
Ik ben het religieuze symbool om zijn nek
 
Ik ben de sigaret die hij uitdooft en begraaft
 
Ik ben het horloge in zijn rugzak
 
Ik ben zijn leeftijd
 
Ik ben de armtierige kennis van het Engels waar hij trots op is
 
Ik ben zijn geveinsde bekwaamheid in het schaakspel
 
Ik ben de hand die de zon uit zijn ogen haalt
 
Nee, ik hoef zijn nummer niet

Ontwaak!

Met een sigaret en een notitieblok achter de computer. Steeds meer, op gezette tijden. Koffie. Even mail checken, maar geen seconde pauze in mijn gedachten.

Schrijven, omdat personages geboren moeten worden. Schrijven omdat ik bezwangerd ben van worden met woorden.

Excalibur

Bij het eerste obstakel
heb ik zin
om jou af te sturen
op een bermbom,
maar je zit in je bootje
zonder rijbewijs
ik zeg: het ligt aan mij

en jij ook
ik ben het die conclusies
trekt – mijn warrige haren leiden af,
ik knijp tegen fel licht
het metaal steekt in de rots
en ik blijf naakt zitten
op de strandkeitjes

mijn borsten spelen nog
voor even in jouw handen.
we grappen al dagen
niet meer over goudvissen
die zichzelf steeds herontdekken.
regenwormen
schuwen de zon overal waar ik tuur,

spoort de liefde. jouw ogen
staren naar de muur
kruis de degens
open je keel