Categoriearchief: gedicht

Halfdier

Als je hier eenmaal bent geweest
wil je altijd terugkomen, zegt de boerin

Vinnen glimmen. Water is welwillend.
Een boer houdt van zijn vee.

Er zijn slechts vier stieren over
en wezens half vrouw, half vogel of vis

In het jaar van de Friese roodbonte koe luister ik
naar sprookjes over zeemeerminnen

Hun betoverend lied klinkt:
de beste melkkoeien zijn altijd de baas

Maar er komt een moment
dan gaat het dier naar de slacht

Als je vleugels beschadigd zijn,
neemt de wind je willoos mee
zingen ze zacht

Imponderabilia

Ik ben het.
Ik vertel je van te voren
wat je niet meer weet:

Jij bewaakt. Magische schatten die ik niet zie.
Ik beschouw met open mond.
Bescheiden objecten. Dingen
die er ook mogen zijn.

Vreemd – jou te horen over geheime liefdes
en andere tragische verhalen
op het ritme van de stoeptegels
die nog wel eens haperen

We staren naar de deurklink.
Het uurwerk heeft een snor –
ongelijk getik. En een kleine woordenschat,
en dat het allemaal wegglijdt.

Geen zin is meer compleet,
zonder ’t klapwieken van je arm.
Je hebt nog dat orgaan dat prikkels
in gewaarwording vertaalt.

Zoen me nog maar niet, buiten
de muren van dit huis
In mijn nachtdromen
zie ik je rug, onder afgeronde schouders

Diastolische druk

Tijdens bijten in knapperige kippenpootjes
brak het hoekje van haar rechtervoortand weer
af. Voor jou links.

De oranje marinade nog op haar kin
begon het vloeken, zodat jij de duiven
op de dakrand zag
wegvliegen

Jij weet niet dat zij weer drie is
en een oom haar in vertrouwen zegt
dat het hun geheimpje is