Hart op de tocht
tramrails vergroeid
Met maanlaarzen
in de sneeuw
Een zakdoekje vangt
mijn neuskristallen
Voor het eerst wacht jij
met zoete aardappels
Hart op de tocht
tramrails vergroeid
Met maanlaarzen
in de sneeuw
Een zakdoekje vangt
mijn neuskristallen
Voor het eerst wacht jij
met zoete aardappels
Als je hier eenmaal bent geweest
wil je altijd terugkomen, zegt de boerin
Vinnen glimmen. Water is welwillend.
Een boer houdt van zijn vee.
Er zijn slechts vier stieren over
en wezens half vrouw, half vogel of vis
In het jaar van de Friese roodbonte koe luister ik
naar sprookjes over zeemeerminnen
Hun betoverend lied klinkt:
de beste melkkoeien zijn altijd de baas
Maar er komt een moment
dan gaat het dier naar de slacht
Als je vleugels beschadigd zijn,
neemt de wind je willoos mee
zingen ze zacht
het stortbad welt het beste op
spetters kietelen hersencellen
een voor een
druppelt de vloer terug
iedere aanraking spruit een idee,
zeg maar,
altijd weer lastig te vangen. voordat
ze door het afvoerputje glijden
drink thee.
zoveel je wil
herinner dampend
op mijn buik
dansje op een trampoline
met drie poten,
in de ochtend
voor de eerste hond aangelijnd
tegen roze luchten
Precies160, een jaar geleden
Ik ben het.
Ik vertel je van te voren
wat je niet meer weet:
Jij bewaakt. Magische schatten die ik niet zie.
Ik beschouw met open mond.
Bescheiden objecten. Dingen
die er ook mogen zijn.
Vreemd – jou te horen over geheime liefdes
en andere tragische verhalen
op het ritme van de stoeptegels
die nog wel eens haperen
We staren naar de deurklink.
Het uurwerk heeft een snor –
ongelijk getik. En een kleine woordenschat,
en dat het allemaal wegglijdt.
Geen zin is meer compleet,
zonder ’t klapwieken van je arm.
Je hebt nog dat orgaan dat prikkels
in gewaarwording vertaalt.
Zoen me nog maar niet, buiten
de muren van dit huis
In mijn nachtdromen
zie ik je rug, onder afgeronde schouders
Tijdens bijten in knapperige kippenpootjes
brak het hoekje van haar rechtervoortand weer
af. Voor jou links.
De oranje marinade nog op haar kin
begon het vloeken, zodat jij de duiven
op de dakrand zag
wegvliegen
Jij weet niet dat zij weer drie is
en een oom haar in vertrouwen zegt
dat het hun geheimpje is
Op veler verzoek…
Hombre, cada día estoy llorando agua azul,
pero siempre hay fuego in mi corazón
Un cuerpo y el destino, nada mas