Mag de tijd in stroom versnellen
als brieven niet worden gepost
als woorden
vervliegen, omdat gezichten blanco zijn
en stemmen ver klinken boven het souterrain
Mag ik als een baby scharnieren
tussen de spijlen van een rood bed.
In mijn herinnering
houdt een oud verhaal zich flierefluitend
op, in het midden van hals en nek
Reikend naar het nijlpaard,
een van velen op het plafond
en ook de ademhaling van mijn zus
snurkt in een rap tempo
de vliering voorbij
Klein, klein als ik ben
weet ik natuurlijk al lang
dat speeksel slechts dorst lest
als de mond weer dicht valt –
diep van binnen