Laat me sterven op dit strand. Laat.
Met mijn eerste schoenen in de hand,
loop ik mijn huid op, het zeewater schuurt.
Ik snak naar adem bij zoveel
welwillende
elementen. De optrekkende mist
tussen de helblauwe hemel, zingen zeemeeuwen
symfonisch met schelpenresten in de branding
aangespoelde kwallen weerspiegelen
wolkjes met breuken, diepe kuilen voelen veilig
als de vervulling van horen zeggen
en zie het smelten van harten, geglazuurde zielen
ja, kersen op een taart. Langzaam verglijdt de lente in
Ik schreeuw stoppels in mijn keel, maar geen hond
op 100 meter hoort een ruw moment
om door te tranen door zo veel glans
zakt een koe verder door haar poten,
met die lieve lange wimpers puilen haar –
duisternis waar geen stof meer ademt
Laat me sterven. Laat omdat ik het leven niet meer huiver
Keer ik terug naar … middelmatigheid
Ik wilde wel Venus zien, maar de morgenster ging snel
onder in de nacht van de man. Laat maar.
© Muriel Van Peteghem, 3 april 2014, gerijpt tot 6 juli 2017