The dragon lord

Voel jij dat ik via jou in mijn ziel kijk? Zie jij het ook? Ik ken je niet goed, maar je bent een uitstekend geleider van elektronen. Ik wiebel in spiegeling, dat wel, maar ik zit op een troon. En groet prinsesjes.

Iedere ontmoeting met een ander lijkt  tijdsverspilling. Daar waar de wil weg wil. Opdat ik mij en jij jou kan ontdekken. De telefoon zegt: je hebt geen zicht op de toekomst. Jij weet alleen maar wat nu waar is.

En wat als dat zo is? Wat als niets iets kietelt? Ik doe zo mijn best, maar het lot laat zich aan mij over. Op afstand kijk je met z’n drieën.

Eén man. Drie blikken. Ik zou de draak in mij doden voor jou. Nu al.

~ voor de admiraal

Smijt de ajuinen buiten

Een ui heeft vaak baat bij dubbellaags wc-papier. En zwart en de zon die dit keer onder de indruk is van volle maan. Van binnen voelt het alsof gieters twee aan twee opwellen, ver van Vlaamse velden. Ik zit in gebouwen vol mensen, in huizen met muren. Weer een man die de andere kant opkijkt dan naar binnen. Achter glas.

Kleine woordjes fluisteren. Ik maak genoeg mee: ik begraaf mijn droevenis naast gras waarop het lammetje dat niet weet dat het een worstje wordt – loopt. Ik hang mijn hart op aan het kapstokje in de gang. Ik weet niets van seks of kroegbargoens. Mag ik niet schreeuwen dat het voor mij bestemd is?

En dat iedereen juicht om de eerste lentezon, terwijl jij slaapt achter gordijnen met spocht. Misschien wel niet allleen. Ik wijs op mijn borstkas die een ton in duigen is. Omdat de wereld nog gewoon doordraait, waar levers schampen en darmen weer kilometers lang zijn. Omdat er een kans is dat babies geboren worden in trio’s.

Omdat ik het ook niet weet of een wijf over jouw delen praat, omdat jij dat zei of zij gezegd heeft. Of gevoeld. Omdat ik weet dat ik de liefde opeis die van mij is, zie ik dat lieveheersbeestjes sterven op mijn balkon. Omringd door lijnen naar het midden. Terwijl de thymusklier galstenen spuugt, zie jij vreugde op de bodem van een vaas.

Laat mij het fileermes zijn dat de huid afpelt voor onderonsjes als kringgesprek. Je kon niet meer wachten tot het galgenmaal. Voor altijd de veertig dagen-tijd als laatste herinnering. Kleine visjes zingen een wijsje in mijn hoofd: spiegelingen in de bubbels uit de zuurstoftank. Op mijn lijstje staat ook de vraag: Waar zijn de ajuinen van je vader?

Het beestje terug naar onze lieve heer

Lieveheersbeestje

© Muriel Van Peteghem

Micro-organismen begrijpen dat het tijd is. Het beestje landt zacht op het stilstaande water, moe van het onderweg zijn. De groenige eencelligen wiebelen zachtjes mee. “We weten hoe je je voelt”, fluisteren ze. “Jij bent alleen. Samen worden wij één.” Ze zijn vastberaden te geven wat nodig is, op de valreep.”

Het lieveheersbeestje betaalt een muntje en peddelt mee de rivier over. Hij weet net op tijd wat het is om geliefd te zijn en zucht zijn zegeningen.

 

Op het vinkentouw

Ik zit onder de douche,
het water wil wat zeggen.
Geen sappige verhalen
van een jongen en een meisje
die elkaar eens tegenkwamen
 
Al kende ze zichzelf
zoetjes aan maar al te goed.
Het is alleen haar pijn
Ze was nog maar een meisje
op de dag van Valentijn
 
Tegen een onzichtbare vijand
vocht de jongen dapper weer,
zoals hij gewend was
Ook hij staat dan op
het schoolplein, van de eerste klas
 
En nu na al die tijd…
Ze zijn niet meer alleen,
staan zij als man en vrouw.
Wel zitten zij te wiebelen
op het vinkentouw
Heel zachtjes fluistert zij
Ik hou toch wel van jou


Valentijnsdag 2012

Vaarwel

Tatoeages kunnen niet vereeuwigen
hoeveel ik van u houd
Toch zou het handig zijn met naald en inkt vast te leggen
dat wij zijn getrouwd

Als bewaker van een schat
denk jij dat ik jouw vijand ben
Het is tijd vaarwel te zeggen
voordat ik jou niet meer herken

Toen grootmoeder bijgeschreven werd
in de palm van Gods hand,
verschool ik mij achter een grote zonnebril
om niet te kijken in de ogen van die man

En als u mij nu vraagt
hoe het verder is gegaan
Rest mij enkel te zeggen:
u heeft het goed verstaan

Vis in vuur en vlam

© Muriel Van Peteghem, 2011

Ziehier een tropische vis: een Ignis Tropicus Vulgaris. Een prachtig exemplaar. Familie van de Lepomis Gibbosus oftewel de gewone zonnebaars. Een echte alleseter en dol op Artemia-naupliën. Een vreedzame vis, behalve in broedtijd.

Als hij schrikt schiet hij in vuur en vlam. Dan duurt het even voordat hij afgekoeld is. Het lastige van deze vis is: hij is zijn geheugen kwijt. Hij weet zelfs niet meer hoe hij zichzelf kan blussen.

Zondag in februari

Show don’t tell
Een zondagmorgen in februari
Simon & Garfunkel met de klok mee
Rode besjes en ananas compenseren elkaar
Een blauwe badjas en Heinekensokken in de kleuren van bier
Koffie en zelfgebakken brood kietelen de organen
Geen katten, geen kater en behoefte aan seks onder de huid
Dan maar huis-aan-huis-blaadjes lezen
En in woorden zeggen dat er water vloeit onder de brug