Stop ik met roken omdat zij het zeggen? Nee, ook niet buiten op verwarmde terrassen. Het is koud als wij fietsen door een donker Vondelpark. Behalve een mooie dame – met een naam van een lettergreep in het kwadraat, die ons de zegen gaf – weet niemand van ons samenzijn. Dan kijk jij mij aan met de kleur ogen van mijn vader.
Wanneer je achter mijn oor likt, zeg je mij: Ik wil je helemaal leegdrinken en daarna je weer nieuw leven inblazen. Laat me je speeksel proeven.
Ho ho… Ik vraag je dan: Hoe kan je houden van een dikke envelop met botten? Ik zweef nu eenmaal niet in lichtheid aan een koord vastgebonden aan je bed. Ik sta. Ik sta op mijn grond. Spreek slechts van jouw zelf… dat zou voldoende moeten zijn om de lucht te vullen met zuurstof.
Alle lof aan ALLAH, de Heer der Werelden ALLAH God (in al zijn Majesteit). Laat de 99 schone namen van Allah klinken. Tussen ware tranen en oprecht gesnik, lukt het je niet de toestand naar de andere te veranderen.
Ik noem:
al-Hakim de Wijze,
al-Majid de Luisterrijke,
al-Matin de Standvastige,
al-Waliy de Beschermende Vriend,
al-Wahid de Unieke,
az-Zahir de Openlijke,
al-Jami’ de Verzamelaar,
ar-Rashid de Gids naar het Juiste Pad…
en volg dan de leugenaar tot de deur van zijn huis.
Schreeuw Allah’s 99 schone namen. Jouw blik van teleurstelling is te verdragen. Je kijkt me aan als in Waterloo. De wind scheert over jouw zelf. Geen wapperende manen, geen klinkende namen. Wel een hand in eigen boezem. Slik je eigen speeksel in, zeg ik, zoals je gewend bent. Adem niet in mijn vierkante meter. Geen zoenen in mijn nek nu. Geen strijkbout tussen satijnen lakens. Laat mij. Knoop het touw rond mijn enkel los, als je zo gaat. Ik zal niet opgaan in de lucht. Het gesprek is een strooptocht. Mijn hek heeft puntige toppen, als de duivel zijn staart. Want kwaad bestaat.