In tijden van paard en wagen
langs grassig groen
Een beek stilstaand spiegelbeeld
een man met een hand
een mond en een dikke sigaar
tussen tanden of vingers
met zo’n bril en een hoed
met een buik die overhelt. Een beetje
Hij rookt woorden uit een verre hemel
Mijn adem is zonder zuurstof
De natuur bekommert niet
bij snelle sneeuw
De wind maalt niet om
een beetje kou
in mij
populieren rimpelen mee
en zeggen niet het maakt niet uit
de wildernis heeft ook niet gewild
dat ik er kwam