Hun lichamen rollen van voor naar achter over de ruwe vloer. De kleine golfjes krullen om. Armen plakken aan hun lijf. De schuimkoppen bruisen. Geconcentreerd proberen ze alle bewegingen in harmonie uit te voeren, zodat de compositie niet verstoord wordt. Langzaam verdwijnt het witte schuim weer. Ik mis het geruis van de zee. Omdat ik geen schelp bij mij heb, leg ik mijn handen op mijn oren. Ik hoor geen muziek meer, enkel het geluid van mijn denkbeeldige oceaan. Telkens weer komen de golven terug, dan worden ze tot een volle witte snorren boven de monden van de zee.
De zee is oud. Ze lijkt niet tevreden en slikt de witte massa meteen weer in. Ik begrijp haar twijfel niet als ze ze kort daarna weer laat groeien. Eén lichaam kronkelt zich plotseling in een vloeiende beweging omhoog. Instinctief beweegt zij zich voort, volgens de wetten van de natuur. Zeer op de hoede voor eventuele belagers, maar tevens ook gerustgesteld door talrijke soortgenoten in de nabijheid. Ook haar uiterlijk biedt haar bescherming. Soepel beweegt zij zich onopvallend voort tussen zwevende planten en koralen, terwijl haar lichaam zich voortdurend aanpast aan haar omgeving, zonder dat ze er zich van bewust is. Steeds meer lichamen richten zich op.
Het geluid van de muziek wordt steeds heviger. Het beeld voor mijn ogen vult zich met felle kleuren, dieren en mensen. Ik zie niets anders meer dan beweging. Ik heb altijd geprobeerd me voor te stellen hoe muziek er uit zou zien. Het is alsof ik verdronken ben en tot diep in de zee gezonken. Achtergelaten, maar toch niet eenzaam. Ik word overdonderd door geluid, maar toch is het stil. Een oorverdovend, doch mooi geluid en tegelijkertijd een absolute stilte. In deze onderzeese wereld grenzen 2 extremen aan elkaar. Ik zwem temidden van de andere lichamen door de ruimte. Hoewel de ruimte zo verschrikkelijk vol is met bewegingen raakt niemand elkaar aan.
We zitten als het ware allemaal in een vacuüm, er kunnen geen luchtverplaatsingen plaatsvinden. En dan bevindt iedereen apart zich ook nog in een soort grote zeepbel, groot genoeg om je vrij in te bewegen. Het nadeel is wel dat er geen nieuwe toevoer bestond van verse lucht. Op het moment dat we onze zuurstof opgeademd hebben, zullen we sterven. Ons leven is van een betrekkelijk korte duur. Het gekke is dat niemand dat iets lijkt te schelen. Ik zou zelfs durven zeggen dat niemand er ooit bij stil stond – we blijven bewegen – en iedereen is gelukkig, of in ieder geval pretendeert dat hij zich gelukkig voelt.
Onverwachts worden we allen aan een ellendig snel tempo naar boven gezogen. Het is donker. Het lange dieprode gordijn valt langzaam dicht en een warm applaus begint totdat felle lichten aangaan en mijn ogen onaangenaam prikken. Met tranen in mijn ogen verlaat ik de ruimte.
Fysiek contact © Muriel Van Peteghem, 2001