Zij fluisterde zachtjes in mijn oor:
“Ik heb ontdekt wie de dragers zijn van mijn verhaal. Ik weet inmiddels hoe ik mijn koffie drink. Als mussen van het dak vallen, blijf ik koel.
Kijk, ik ben dochter van de nacht. En dochter van oceanen. Zwem nooit in zee met volle maan! Ik weet dat de grootvaderen binnenkort terug zullen keren. In talen die dood zijn.
Weet je, verhalen van zeesterren doen er niet meer toe. Je weet dat Neptunus een drietand heeft. Wat moet je nu nog met zo’n grote vork?
Ik heb de schaduwkanten gezien en het licht. Aan het eind van de tunnel is een feest te mijner ere. Iedereen danst. Er zijn griffioenen om te zoenen. Kom je ook?”
Ik weet van de pijn die ze aan niemand laat zien. Ik weet weer hoe zij heet en wie zij niet wil zijn. Ik weet van haar verlangen om onzichtbaar te zijn. Ik weet van haar wens om opgenomen te worden in de hemelse gewelven.
Ik schrijf hier slechts op wat zij tegen mij zegt.
© Muriel Van Peteghem