Uit.

Volgens Einstein bestaat er geen tijd en ruimte en nu weet ik wat hij bedoelt. Ik stap op in Nijmegen, zoek geen plek in de trein, maar neem plaats op een klapstoeltje op het balkon. De trein vertrekt. Er stappen mensen in, er stappen mensen uit. Ze gaan allemaal aan mij voorbij.

Ik ben daar. Ik zie andere mensen om mij heen, maar ik bevind mij in een parallelle dimensie, waar geluid verdwenen is. De stilte is alleen van mij en belooft niet veel goeds. Tuurlijk tikt de tijd weg, biels voor biels.

De wielen van de trein draaien en ik voel de cadans van iedere wissel en spoorwegovergang onder mijn voeten. Ik staar uit het raam, struiken zijn groene vlekken en de koeien in weilanden weten dat zij weldra naar het slachthuis vertrekken. Er is geen conducteur te bekennen op deze rit.

Er is niets. Ik ben er niet meer. Ik ben een holle ruimte. Mijn bloed zit nog in mijn aderen, maar het stroomt niet meer. Voorlopig geen gevoel meer, slechts fysieke pijn kan je er nog aan herinneren dat je leeft… In mijn Walkman zingt Jim McGuinn, leadsinger van The Byrds sexy in mijn oren: “She held out a glass and said: Have another – This is the last time we can meet.”

Ongeveer 5 uur later kom ik aan op het station in Oud-Heverlee. 5 uur in 5 minuten, zo leek het. Ze staan me op te wachten op het station. Ze waren al gealarmeerd door mijn ouders, die gealarmeerd waren door zijn ouders. En niet veel later, terug op mijn kamer, zet ik een scheermesje in mijn arm. Speciaal voor een gelegenheid als deze had ik een razorblade. Mijn oksel- en beenhaar scheren hoeft voorlopig niet meer.

Fragment uit: Romannen © Muriel Van Peteghem

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *