‘Sorry dat ik verlaat ben’, bericht ik David via een sms. Ik had bij het Sluizeken voor de rechterweg gekozen. Ik woon nog niet eens een week hier in Gent. Ik had natuurlijk door Oudburg moeten lopen – dat weet ik nu.
De Gentse kasseien lopen als los zand. Nu draag ik alleen nog maar sneakers, maar die avond had ik gekozen voor mijn rode laarsjes. De laarsjes, gekocht bij de Kringloopwinkel, zijn twee maten te groot. Bij iedere stap dwingen ze mijn wreef in een bolling. Ik wandel op de Graslei. Ik ben er bijna. Ik versnel mijn pas als ik een poppetje zie ijsberen op het midden van de Sint-Michielshelling.
Nonchalant doet hij alsof hij mij niet ziet aankomen. Raar. De stad is op deze regenachtige avond zo goed als uitgestorven. En ook hij kent mij van mijn foto. Toen ik hem voor het eerst goed bekeek, zag ik dat hij leek op Marc, een couchsurfer, ook uit Vlaams-Brabant, die ik zo’n zeven jaar geleden in Gent leerde kennen. Hij woonde in een prachtige loft in de Burgstaat, met eeuwenoude balken die zo laag hingen dat je moest bukken om van de woonkamer naar de slaapkamer te gaan. In de ochtend liet hij het badwater niet weglopen en bood me aan om er ook nog een duik in te nemen.
David en ik wandelen naar de Korenmarkt waar Albert Heijn zijn intrek heeft genomen in het prachtige, voormalige postkantoor. Het doet me denken aan Magnaplaza in Amsterdam.
We besluiten wat te gaan eten. En als hij zijn Brompton vastzet in de semi-bewaakte fietsenstalling onder de Sint-Michielsbrug, vertelt hij dat hij twee weken geleden een ongeluk heeft gehad. Hij is van de trap gevallen. “Oh, dus geen wilde seks vanavond?” hoor ik mijzelf eruit flappen. Hij reageert niet.
‘Wat kom je in Gent doen?’ is de eerste vraag die hij me stelt.
Ik vertel hem over wat Alik net voor vertrek tegen mij zei. Gent is zijn favoriete stad op deze wereld. Hij had het over de ziel van deze stad die hem zo raakte. Ik weet precies waar hij het over heeft! Ik kom hier om die ziel te vangen. Ook deel ik hoe ik mezelf tegenkom in ongedisciplineerdheid, verveling en eenzaamheid.
We lopen naar een cafeetje in de Anciadenstraat. ‘Anciaden’, nog nooit van gehoord. Dit soort namen roepen beelden op uit vervlogen tijden. Toen Gent nog een bolwerk was van ontelbare religieuze congregaties; kloosters, begijnhoven en abdijen. Deze stad ademt religieuze godsvrucht met straatnamen als het Godshuishammeke, de Recolletenlei en de Heilig Sacrament-straat.
Hij heeft een baard die niet te lang is. Als een baard van het gezicht begint te groeien en autonoom kan bewegen, vind ik een baard vies. Het roept walging in mij op. Alsof ik in een vorig leven verkracht ben door iemand met een lange baard. Zijn baard is prima, maar het valt me op dat hij geen oog heeft voor het haar in zijn nek. Het krioelt alle kanten op. Als ik hem beter zou kennen, zou ik hem eens langs een van de vele Turkse barbiers in de Sleepstraat sturen.
Hij heeft vriendelijke ogen en een mooie lach. Ik bestel een witte wijn. Tom Waits op de achtergrond.
We worden Facebook-vrienden. Het moment waarop je ongegeneerd een kijkje krijgt in iemand zijn online leven, vaak een opgekuist plaatje, maar toch meer info dan je tot dan toe kreeg. Ik maak screenshots van de foto’s die ik het mooist vind.
Als ik de foto’s bestudeer valt me op dat hij er nu minder goed uitziet. Zijn tanden zijn geler, zijn wangen meer ingevallen, zijn blik is nu wat dof.
Gent 2021 © Muriel Van Peteghem